Steenhommel
 
Bombus lapidarius





De Steenhommel is een zeer algemene hommel. 

De koningin heeft een kort zwart behaard borststuk, met soms een gele kraag. Ook het achterlijf is kort zwart behaard. De achterlijfspunt is rood. De poten zijn zwart behaard (zwarte verzamelharen). De koningin meet tot 22 mm.

De werkster heeft dezelfde kleurtekening als de koningin maar is kleiner. De werkster meet tot 16 mm.

Het mannetje heeft een geel behaarde kop. Het borststuk heeft een gele kraag. Het achterlijf is zwart met een vage gele middenband. Het achterlijf is kort en gelijkmatig behaard. De achterlijfspunt is oranjerood. De poten zijn bezet met oranje haartjes. Het mannetje meet tot 16 mm.

Deze hommel heeft een zeer korte tong (ongeveer 7,5 mm). De vleugels zijn helder.

Deze hommel komt vrij algemeen voor in open landschappen, tuinen, graslanden en bosranden. De soort is ook in stedelijk gebied aan te treffen.

Het is een krachtige vlieger die ook bij zeer harde wind in open landschappen vliegt.

De Steenhommel verdedigt fel het nest als dit wordt verstoord.

Deze hommel vliegt van half maart tot half oktober op bloemen (met korte bloembuizen) zoals onder meer Witte Klaver, fruitbomen, Gewone Paardenbloem, Sleedoorn, Wilg-soorten, Hondsdraf, Bieslook, Dauwbraam, Citroengele Honingklaver, Gewone Rolklaver, Grote Kattenstaart, Heemst, Beemdooievaarsbek, Knoopkruid, Speerdistel, Boerenwormkruid, Korenbloem en Watermunt. Op plaatsen waar de Blauwe Zeedistel voorkomt wordt ook deze plant bezocht. In tuinen bezoekt de soort graag Guldenroede-soorten. 

Het stuifmeel wordt bij voorkeur gehaald bij Gewone Rolklaver.

Meestal bezoeken alleen de grotere exemplaren ook de Rode Klaver, vanwege de langere bloembuizen van deze plant.

Koninginnen zijn vaak op Koolzaad, Grote Centaurie en distels te vinden.  

Mannetjes vliegen vanaf midden mei en zijn vaak op distels en schermbloemigen zoals bijvoorbeeld Reuzenberenklauw te vinden.

Laurierkers wordt ook bezocht voor de extra-florale bladnectar. Deze hommel is dan vaak op de onderzijde van de bladeren te vinden, vooral na regenweer.     

Reeds vroeg in het voorjaar, doorgaans vanaf maart, vliegt de jonge koningin op vroeg bloeiende planten zoals Wilg en bolgewassen.

Het nest wordt in de grond gebouwd onder stenen, in muurspleten, in oude muizenholen of tussen boomwortels, maar ook soms bovengronds in nestkasten en spouwmuren. De jonge koningin slaat een voorraad stuifmeel op in een soort waspotten. Uit de eerste eitjes worden onvruchtbare werksters geboren. De werksters verschijnen in de loop van april. Naarmate het voedselaanbod groter wordt, worden de geboren werksters groter en uiteindelijk, vanaf ongeveer begin juli, worden er ook vruchtbare werksters geboren, die zelf ook eitjes gaan leggen. De mannetjes verschijnen vanaf juni. Eind juli sterft de oude koningin en valt de staat, die 100 tot 300 dieren kan tellen, weer uiteen. De soort vliegt tot in oktober. Jonge, bevruchte koninginnen, overwinteren en zullen het volgend voorjaar een eigen staat oprichten.

De koekoekshommel van deze hommel is de Rode Koekoekshommel.